Het korfbal wordt tijdens deze Olympiade in een vereenvoudigde vorm gespeeld (mono-korfbal). Dat is in één vak (circa 15x30 m) met 2 korven (3 m hoog).
Het korfbal berust op drie grondslagen:
- Het vraagt een veelzijdige ontwikkeling (geen specialisatie)
- Het legt de nadruk op samenwerking,
- Het verlangt een goede behendigheid.
Over het korfbal tijdens de olympiade in het algemeen:
- Het korfbal wordt gespeeld met ‘’4 tegen 4’’. Een voorwaarde is, dat het aantal spelers bij beide partijen gelijk is. Er moeten dus 4 spelers per partij meedoen.
- Wisselspelers mogen op elk moment in de wedstrijd worden ingezet. Wel moet dan een andere speler of speelster eerst het veld verlaten. De scheidsrechter houdt dat wisselen in de gaten, maar er hoeft geen toestemming aan de scheidsrechter gevraagd te worden.
- De wedstrijden duren 18 minuten; er wordt niet van speelhelft gewisseld. Het eerstgenoemde team heeft de beginworp, het andere team mag de speelhelft kiezen. Begin- en eindsignalen worden centraal gegeven en zijn bindend.
- Is er een doelpunt gemaakt, dan wordt de bal uitgenomen voor de eigen korf en de tegenstanders stellen zich bij de eigen korf op.
De korfbal spelregels zijn als volgt:
- Lopen met de bal mag bij korfbal niet.
- Dribbelen of stuiten met de bal mag niet.
- Je mag de bal niet schoppen of met de vuist slaan.
- Je mag de tegenstander niet duwen, omver lopen, haken enz.
- Je mag de bal niet uit de handen van de tegenstander pakken.
- Je mag bij een doelpoging niet tegen de paal stoten.
- Je mag niet met meer dan één persoon de tegenstander verdedigen.
- De bal moet binnen de lijnen blijven.
Protesten tegen de scheidsrechter zijn niet mogelijk (en ook niet nodig bij een Schoolsport Olympiade!)